Hoofdstuk 1

Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook

12 oktober 2004

 Het begon allemaal met kanker. Of eigenlijk was het kanker waarmee het allemaal eindigde.

 Hoofdstuk 2

12 mei 2009

 Het plotselinge geluid van iemand die op de deur klopte, onderbrak
John in zijn monoloog. ‘Wie kan dat nou zijn, zo laat op de avond?’ vroeg hij zich hardop af. Het was zes uur ’s avonds, maar voor iemand die altijd om acht uur naar bed ging, was dat nagenoeg middernacht.

Een derde klopje op de deur echode beleefd door het koude, donkere huis.

‘Momentje,’ riep John, terwijl hij zich voorzichtig, om niet te struikelen over alle meubelstukken in de overvolle hal, een weg baande naar de voordeur. Wie zou het zijn? Was er een ongeluk gebeurd? Iets anders ernstigs?

Hij maakte de sloten op de deur langzaam open en probeerde door het spionnetje te zien wie ervoor stond. Het zicht was echter geblokkeerd, dus opende John de deur een klein stukje om te zien wie hem met een bezoekje vereerde. Hij gluurde door de kier en zag een jongeman, die hem recht in het gezicht keek.

‘Goedenavond, meneer,’ zei de man.

John opende de deur wat verder. De vreemdeling was netjes gekleed,
in een zwarte broek en een perfect gestreken zwart overhemd met witte knopen. Johns ogen gleden naar zijn haar, zo perfect gekapt dat het rechtstreeks uit een jarenvijftigfilm leek te komen, en daarna naar
de reden waarom hij niets had kunnen zien door het spionnetje. De man blokkeerde het zicht met zijn hand.

‘Wat heeft dat te betekenen, jongeman?’ snauwde John, gebarend naar
de hand.

‘Je probeerde in de toekomst te kijken.’ De stem van de vreemdeling
was net zo glad als zijn uiterlijk. ‘Dat is niet de bedoeling.’

John duwde de deur een stukje dicht.

‘Vind je het niet fantastisch wanneer er onverwachte dingen gebeuren?’ vervolgde de man.

John fronste zijn wenkbrauwen. ‘Je moest eens weten,’ bromde hij. ‘Vertel me alsjeblieft gewoon wat je hier komt doen. Ik wilde net gaan eten.’

‘Komt dat even goed uit, meneer. Ik ben God en ik kom eten.’ Hij hield een plastic tasje omhoog van de plaatselijke chinees.

‘Pardon?’ John maakte een proestgeluidje. ‘Je bent wat?’

‘Ik ben God, maar jij mag me Tucker noemen.’

John wist niet wat hij daarop moest zeggen. De stilte duurde zo lang dat het onprettig werd. ‘Ben je niet wat te jong om God te zijn?’ kreeg hij uiteindelijk over zijn lippen.

‘Ben je niet wat te oud om zo bevooroordeeld te zijn?’ kaatste Tucker terug.

Overrompeld door zijn botheid antwoordde John: ‘Ik ben niet bevooroordeeld. Ik ben gewoon niet gek genoeg om je te geloven.’

‘Wat is het verschil?’ Tucker trok geamuseerd een mondhoek op. ‘Nou ja, ik geloof in jou, voorlopig is dat genoeg.’

John schudde zijn hoofd. ‘Ik ga weer naar binnen, mijn eten wordt koud.’

‘Ouwe leugenaar.’ Tucker sloeg hem gekscherend op de schouder. ‘Brood wordt niet koud en melk is het al.’

John voelde zich betrapt. Maar hoe wist deze man wat hij in zijn koelkast had?

‘Nou, laat je me nog binnen?’ De indringer hield het eten nogmaals omhoog en gaf John een knipoog. Eigenlijk wilde John de deur voor zijn neus dichtdoen, maar zijn nieuwsgierigheid won het van zijn verstand. Hij bekeek Tucker van top tot teen. Iets aan deze man klopte niet, maar wat precies, daar kon hij de vinger niet op leggen. Kwam het doordat zijn linkeroog groen was en zijn rechter blauw? Of misschien toch door de nette kleren, het te strakke kapsel en die tandpastaglimlach?

John wist niet wat hij ervan moest denken. Was deze man misschien een psychopaat die hem kwam vermoorden? In theorie mogelijk, maar gestoorde moordenaars zwaaiden doorgaans met messen of geweren, niet met chinees eten. Daarbij had Tucker iets charmants, zij het op een irritante manier. Het zag er überhaupt niet naar uit dat hij iets van John wilde. Sterker nog, hij had zelf eten meegebracht.

‘Ha, ik wíst het,’ zei Tucker, terwijl hij zijn hand op Johns schouder legde en zichzelf binnenliet. ‘Ouwe goedzak!’

Overrompeld liet John de ongenode gast zijn gang gaan.

Tucker keek rond in het koude, donkere huis. ‘Ik zou willen zeggen dat je een prachtig huis hebt, John, als ik het daadwerkelijk kon zien.’ Hij gaf hem weer zo’n irritante knipoog. ‘Vind je het goed als ik wat meer licht regel?’

Voordat John antwoord kon geven, had Tucker de daad al bij het woord gevoegd. Hij floot alsof de mooiste vrouw van de wereld langsliep. ‘Mieters!’ riep hij. ‘Zo authentiek, zo echt!’

Hij liep langs de boekenplank en bekeek alle ruggen. Geen van de boeken die daar stonden, waren van John. Mary was de boekenwurm. John had geen hekel aan lezen, maar hij kon zich niet lang genoeg concentreren en viel meestal na een paar minuten in slaap. Mary daarentegen kon zich hopeloos verliezen in een boek. Het was geen uitzondering dat ze de laatste pagina omsloeg op dezelfde dag als de eerste.

Tucker liep naar de andere kant van de kamer, naar de kleine televisie die al jaren niet meer aan was geweest en de koffietafel waarop een flinke laag stof lag. Plotseling stopte hij; hij sloot zijn ogen en bleef een seconde of tien stokstijf stilstaan, alsof hij de woonkamer en alles daarin in zich wilde opnemen.

‘Goed… eten!’ zei hij toen. ‘Ik hoop dat je trek hebt, want ik heb veel meegenomen.’

‘Je hebt dan ook veel monden te voeden,’ merkte John droog op.

Tucker trok zijn linkerwenkbrauw op. ‘Was dat een grapje? Maakte jij zojuist een grapje, John McKenzie?’ Hij pakte John beet en schudde hem lichtjes door elkaar. ‘Dat is fantastisch! Ik wist niet dat je het nog in je had, kerel!’

John had onmiddellijk spijt van zijn grapje. Hoe wist deze man zijn naam en waarom raakte hij hem steeds aan? Meteen toen hij het dacht, wist hij het antwoord op die eerste vraag al: het naambordje naast de deur, natuurlijk. Dat hij ook maar even had kunnen denken dat deze idioot méér was dan een vreemde, al dan niet gevaarlijke man.

‘Ah, ik zie dat je me verwachtte,’ onderbrak Tucker zijn gedachten, terwijl hij de stoel tegenover die van John naar achteren schoof.

‘Néé!’ schreeuwde John met een stem waarin meer pijn te horen was dan woede. Hij maakte een onbeholpen grijpbeweging naar de stoel.

Geschrokken liet Tucker de leuning los.

John schaamde zich onmiddellijk voor zijn reactie. ‘Het spijt me,’ stamelde hij, wijzend naar de lege stoel, ‘maar daar zit Mary.’


dansencoverLees verder…
Wil je een mailtje ontvangen wanneer het nieuwe hoofdstuk online staat? Vul dan hieronder je e-mailadres in. Dat verplicht je tot niets.



BESTEL DE ROMAN DANSEN MET HERINNERINGEN hier en BETAAL GEEN VERZENDKOSTEN!

Ps ik ben altijd heel erg benieuwd naar wat je ervan vindt, dus schroom niet om hieronder een reactie achter te laten.

Plaats een reactie

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00